Mijn hond loopt naar mijn bed. Hij begint met zijn staart te kwispelen. Rustig open ik mijn ogen. Ik strek mijn armen uit. Ik kijk naar de klok. Het is al laat. Ik lach. Dan sta ik op. Ik ga naar de keuken om een kop koffie te zetten. Dan maak ik een boterham klaar en ga aan tafel zitten.

Wat doet de verteller nadat ze haar armen uit heeft gestrekt?

Mijn kat springt op het bed. Ze begint haar pootjes te likken en spinnende geluiden te maken. Langzaam word ik wakker. Ik krab mijn hoofd. Ik kijk naar buiten. De zon schijnt. Ik lach. Dan stap ik uit bed. Ik ga naar de badkamer om mijn tanden te poetsen. Dan kleed ik me aan en ga naar beneden.

Wat doet de verteller nadat ze uit bed is gestapt?

Ieder mens heeft slaap nodig. Als je ziek bent of pijn hebt, kan slapen je helpen beter te worden. Slaap helpt om sneller te leren en meer te onthouden. Volwassenen hebben tussen de 7 en 9 uur slaap per nacht nodig. Kinderen hebben 10 uur slaap nodig.

Wat ga je niet beter doen door goed te slapen?

Emma gaat naar de dierentuin met haar klas.
Terwijl ze de verschillende dieren bekijken, zien ze een (1).
Het heeft grote oren en een lange slurf.
Wat een prachtig dier!

Wat past het best op plaats (1)?

Duuk wandelt in het bos.
Hij ziet een heleboel verschillende dieren.
Op een van de takken zit een (1).
Het heeft een worm in zijn snavel.
De zon schijnt.
Duuk vindt het fijn in het bos.

Wat past het best op plaats (1)?

Brood voor de vogels.

Vogels zingen vrolijk in de lucht. Wil je ze dichtbij je huis zien? Dan kun je ze voeren. Ze zijn dol op kruimels en zaadjes.

Zo doe je dat:
...

Deze tekst is niet af. Waar zal de rest van de tekst over gaan?

Bellenblaas maken.

Kinderen vinden het leuk om met bellenblaas te spelen. Wil je zelf bellenblaas maken? Dat kan! Je hebt maar een paar dingen nodig, zoals zeep en water.

Zo maak je het:
...

Deze tekst is niet af. Waar zal de rest van de tekst over gaan?

In de vijver zijn veel eenden. Maar wat als er één eend is die elke avond een duikbril opzet? Hij zoekt naar verloren schatten onder water. Misschien vindt hij wel een oude sok of een rubber eendje. Dan lacht hij heel hard!

Hoe klinkt dit verhaaltje?

De beer is groot.
De beer is bruin.
De beer woont in het bos.
De beer eet een vis.

De vogel is klein.
De vogel is rood.
De vogel leeft in de boom.
De vogel eet een worm.

De walvis is groot.
De walvis is grijs.
De walvis leeft in de zee.
De walvis eet een vis.

Waar leeft de walvis?

Kijk uit het raam. Kun je vertellen wat voor weer het vandaag is?

De zon is warm. De zon schijnt fel. We kunnen lekker buiten spelen.
De wind voelt fris aan. De wind laat bladeren vallen. We kunnen vliegeren in de wind.
De sneeuw is koud. De sneeuw maakt alles wit. We kunnen sleeën in de sneeuw.
De regen is nat. De regen helpt planten groeien. We kunnen luisteren naar de regen.

Wat is jouw favoriete weer?

Tim houdt van vliegeren. Welk weer vindt Tim fijn?