Diep in de oceaan woont een speciale vis, genaamd de lantaarnvis. Deze vis heeft een klein lampje op zijn hoofd dat hij gebruikt om prooien te lokken in het pikdonkere water. Hij heeft ook grote ogen om beter te kunnen zien in de duisternis. Maar leven in de diepte is niet gemakkelijk. Er zijn veel gevaarlijke roofdieren en voedsel is er zeldzaam. Daarom moet de lantaarnvis zowel slim als snel zijn om te overleven.

In de tekst staat: ‘dat hij gebruikt om prooien te lokken in het pikdonkere water’. Wie of wat wordt bedoeld met ‘dat’?

De dansende rozijnen

Met dit proefje kun je rozijnen laten dansen. (1). Kijk dan wat je er voor nodig hebt.

Wat heb je nodig?
een glas
prikwater
rozijnen

Wat moet je doen?
Giet wat bruisend water in het glas. Vul het ongeveer voor de helft. Doe een paar rozijnen in het glas. Kijk goed wat er gebeurt! Wacht even en kijk naar de rozijnen. Na een tijdje beginnen ze te bewegen in het water. Ze gaan op en neer.

Wat gebeurt er?
De rozijnen bewegen, omdat er kleine luchtbelletjes aan hen vastzitten door het bruisende water. Deze belletjes stijgen naar boven en nemen de rozijnen mee omhoog. Als ze aan de oppervlakte komen, knappen de belletjes, en dan vallen de rozijnen weer naar beneden. Zo lijkt het alsof ze dansen!

Wat past het best op plaats (1)?

De kinderen spelen in het park, terwijl hun ouders op een bankje zitten. Ze genieten van de zon en kijken naar de spelende kinderen. Daarna halen ze een ijsje bij de kiosk.

Lees het dikgedrukte woord. Wie of wat wordt bedoeld met ze?

De eerste vliegende fiets

In 1923 bouwde de Nederlander Henk Brink een bijzondere fiets. Hij monteerde vleugels aan de zijkant en een kleine motor. Henk geloofde dat zijn fiets kon vliegen. Op een weiland probeerde hij het uit. Eerst trapte hij hard, daarna startte hij de motor. Tot ieders verbazing steeg de fiets een paar meter op! Helaas stortte hij snel neer. Toch was Henk blij. Hij had laten zien dat mensen met een fiets de lucht in konden. Een droom begon!

Waarom was Henk blij, ook al stortte de fiets neer?

Vulkanen in Hawaï

In Hawaï zijn er vulkanen. Een vulkaan is een grote berg waar vuur en lava uit kan komen. Dat gebeurt wanneer de vulkaan uitbarst. De lava stroomt naar beneden en wordt hard als het afkoelt. Zo ontstaan nieuwe stukken land. Veel vulkanen in Hawaï zijn heel oud. Sommige zijn nog actief, dat betekent dat ze nog kunnen uitbarsten. Mensen mogen vaak niet dichtbij een actieve vulkaan komen, want het is te gevaarlijk. Toch vinden toeristen vulkanen heel bijzonder. Heb jij ooit een vulkaan gezien?

Lees het dikgedrukte woord. Wie of wat wordt bedoeld met dat?

De brandweer

De brandweer is er om mensen te helpen bij branden en andere gevaren. Brandweermannen en -vrouwen dragen speciale pakken die hen beschermen tegen hitte en rook. Ze gebruiken grote brandslangen om vuur te blussen en ladders om mensen uit hoge gebouwen te redden. Maar de brandweer doet meer dan branden blussen. Ze helpen ook bij ongelukken op de weg of bij overstromingen. Soms redden ze dieren die in problemen zijn gekomen, zoals een kat die vastzit in een boom. Brandweerlieden moeten sterk en snel zijn, maar ook goed samenwerken. Wist je dat ze vaak oefenen om klaar te staan voor elke noodsituatie? Wat zou jij doen als je een held zoals een brandweerman of -vrouw kon zijn?

Wat hebben brandweermensen en politieagenten gemeen?

Een schildpad is een dier met een hard schild. Het beschermt hem tegen vijanden. Als hij bang is, kruipt hij in zijn schild. Schildpadden zijn traag, maar ze worden heel oud. Ze eten planten en soms kleine dieren. Sommige schildpadden leven in water, andere op het land. Mensen vinden ze vaak bijzonder. Je kunt ze zien in een dierentuin. Schildpadden hebben scherpe klauwen om te graven. Zonder hun schild zouden ze niet veilig zijn.

Lees het dikgedrukte woord. Wie of wat wordt bedoeld met het?

Lotte speelde in de tuin. Ze had een bal en gooide die hoog in de lucht. De bal belandde in de struiken. ‘O nee!’ riep ze. Lotte kroop tussen de takken om te zoeken. Terwijl ze zocht, zag ze iets bewegen. ‘Wat is dat?’ fluisterde ze. Uit de struiken kwamen twee egels tevoorschijn. Ze rolden zich op tot bolletjes. Lotte keek stilletjes toe. Toen vond ze haar bal tussen de bladeren. ‘Gelukkig!’ zei ze zacht, zodat de egels niet schrokken. Ze pakte de bal en liep naar huis.

Lees het dikgedrukte woord. Wie of wat wordt bedoeld met ze?

Tina Tijger woonde met haar familie in een grote grot in de jungle. Haar papa en mama leerden haar en haar broertjes en zusjes hoe je moest sluipen en stil moest zijn om prooien te vangen. Tina had drie zusjes en twee broertjes. Haar zusjes waren heel goed in stil sluipen, maar haar broertjes maakten altijd veel te veel lawaai. Tina vond het leuk om met iedereen door de jungle te rennen en te spelen. Soms was ze zo snel dat haar broertjes en zusjes haar niet konden bijhouden. 'Wacht op ons, Tina!' riepen ze dan.

Papa en mama Tijger hebben een hoop kinderen! Hoeveel meisjes en hoeveel jongens hebben ze?

De bibliotheek is een plek waar je boeken kunt lenen. Er zijn boeken voor kinderen en volwassenen. Je kunt kiezen uit verhalen, informatieve boeken en prentenboeken. Kinderen mogen lekker op kussens zitten om te lezen. Soms is er een voorleesmiddag. Dan leest iemand een leuk verhaal voor. De bibliotheek is ook handig voor huiswerk. Je kunt rustig werken aan een tafel. Als je boeken leent, moet je ze na een paar weken weer terugbrengen. Iedereen kan gratis naar de bibliotheek gaan en er iets leren of ontdekken.

Wat kun je doen in de bibliotheek?